Barok plantsoen
Orde en symmetrie
Het Nedersaksische openluchtmuseum „Museumsdorf Cloppenburg“ beschikt met de „Burg Arkenstede” over een adelijke residentie van het eind van de 17e eeuw, die eeuwenlang in het bezit van adelijke families uit het “Nedersticht Münster” en het Osnabrückse gebied is geweest. Met het passeren van de houten brug, betreedt de bezoeker de adelijke wereld. Het symmetrisch vormgegeven plantsoen is geen reconstructie van de toenmalige tot het huis Arkenstede behorende tuin. Het betreft een voorbeeldig representatieve adelijke tuin, die de sfeer van de tijdgeest en tuinsmaak van de 17e en de vroege 18e eeuw overbrengt.
De adel in Noordwest-Duitsland presenteerde zich in de 17e en 18e eeuw cultureel op een bijdetijdse wijze en kon in zijn kastelen en landgoeden en representatief leven leiden. Wat de tuinstijl betrof, oriënteerde men zich sterk aan Europese voorbeelden en „en vogue” was duidelijk de „Franse stijl”. Door de Franze tuinkunstenaar André Le Nôtre (1613-1700) ontwikkelde zich de barokke representatieve tuin tot in perfectie (Vaux-le-Vicomte, Versailles). Ook de plattelandsadel wilde meegaan met de tijd en imiteerde elementen van deze stijl en was zodoende ook een culturele bron van inspiratie voor de regio, in het bijzonder voor de bovenlaag van boeren met grondbezit.
Het “parterre à l’Angloise”
Volgens de vastgelegde basisregels van de barokke tuin, zou een tuin steeds groter moeten lijken dan hij is en het hoorden vlakke tuingedeelten in de buurt van een gebouw: de parterres. De uitgestrektheid van het uitzicht en de oneindigheid van de hemel zouden vanuit het gebouw te genieten zijn. Men onderscheidde vier verschillende soorten van parterres, van waaruit de hier aangelegde, die eenvoudigste vorm had. Het zogenaamde „parterre à l’Angloise”, ook tuinparterre genoemd, was slechts door gazonoppervlakken gerangschikt en door grindpaden gescheiden. In de eerste helft van de 18e eeuw werd het tuinparterre steeds populairder. Het was het meest voordelig en in het onderhoud het minst omslachtig, aangezien de steeds weer te wisselende bloemendecoratie niet noodzakelijk was. Sierboompjes zoals de kegelvormige buksboompjes versierden de buitenste rand van het langwerpige plantsoen.
Grachten en sloten, vaak in Noordduitsland te vinden, werden in het axiale systeem gerangschikt, zodat de noodzakelijk aanwezige structuur er als een beoogd esthetisch concept uitzag. Op afgezonderde plaatsen binnen het tuinparterre zorgen terracottabakken met exotisch aandoende planten tijdens de zomertijd voor een verdere decoratie van de tuin.
Vele baroktuinen werden tegen het eind van de 18e eeuw in „Engelse landschapsparken” veranderd. De adelijke families volgden hiermee wederom de nieuwe tuinmode: weg van de strenge symmetrie van de barok, op naar de schepping van “mooie landschappen”.